Een doffe klap. Schrik. Daar lag hij ineens, onderaan mijn keukenraam. Een oude man met een blauwe trui aan. Van veertien hoog was hij naar beneden gesprongen. Hulpdiensten. Drukte. Ramptoeristen. Tweeënhalf uur later was er niets meer van te zien. Weg. Op straat lagen alleen twee blauwe knoopjes, in de regen. Van zijn trui denk ik.
Wie was u? En waarom bent u gesprongen? Ik hoop dat u het graag wilde. Dan is het u gelukt.
Als ik mijn fiets pak, kijk ik omhoog. Naar de veertiende verdieping. Stil kijk ik naar de verdwaalde knoopjes. Lieve oude man, rust zacht.
Vlindernatasja