Flat

Een doffe klap. Schrik. Daar lag hij ineens, onderaan mijn keukenraam. Een oude man met een blauwe trui aan. Van veertien hoog was hij naar beneden gesprongen. Hulpdiensten. Drukte. Ramptoeristen. Tweeënhalf uur later was er niets meer van te zien. Weg. Op straat lagen alleen twee blauwe knoopjes, in de regen. Van zijn trui denk ik.

Wie was u? En waarom bent u gesprongen? Ik hoop dat u het graag wilde. Dan is het u gelukt.

Als ik mijn fiets pak, kijk ik omhoog. Naar de veertiende verdieping. Stil kijk ik naar de verdwaalde knoopjes. Lieve oude man, rust zacht.

Vlindernatasja

Oogcontact

‘Mama, ik vraag me de hele tijd al iets af. Als ik mijn open oog helemaal tegen jouw oog aan houd, zou ik dan de binnenkant van jouw oog kunnen zien? Dat lijkt me zo interessant! Mag ik dat eens proberen?’ Hij gaat vlak voor me staan. ‘Kijk, zo mama!’ Hij spert zijn oog wijd open en drukt dan zachtjes tegen mijn open oog aan. Zo blijven we een poosje staan. ‘Zie je al wat?’, vraag ik. ‘Nee, ik zie niets, maar we hebben nu wel oogcontact!’ Ik begin te lachen. Hij lacht mee. ‘Goeie hè mam.’, zegt hij tevreden.

Vlindernatasja

Ruiken

‘Heb je al eens aan mama geroken?’, vraagt hij. ‘Ze ruikt heel lekker, naar mama.’

Ze kijkt haar broertje aan. ‘Ja.’, zegt ze dan. Hij kijkt blij. ‘Het is altijd handig om aan mama te ruiken, want als je ooit blind zou worden, weet je nog wie je moeder is.’

Tevreden snuffelt hij nog een keer aan mijn arm. Hij ademt diep in en uit. Ik kijk naar hem, mijn grote zoon met autisme. Hij ontroert me telkens weer.

‘Mag ik ook even aan jou ruiken?’ Geschokt kijkt zijn zus hem aan. ‘Nee!’ ‘Een andere keer dan misschien.’, mompelt hij.

Vlindernatasja