‘Heb je al eens aan mama geroken?’, vraagt hij. ‘Ze ruikt heel lekker, naar mama.’
Ze kijkt haar broertje aan. ‘Ja.’, zegt ze dan. Hij kijkt blij. ‘Het is altijd handig om aan mama te ruiken, want als je ooit blind zou worden, weet je nog wie je moeder is.’
Tevreden snuffelt hij nog een keer aan mijn arm. Hij ademt diep in en uit. Ik kijk naar hem, mijn grote zoon met autisme. Hij ontroert me telkens weer.
‘Mag ik ook even aan jou ruiken?’ Geschokt kijkt zijn zus hem aan. ‘Nee!’ ‘Een andere keer dan misschien.’, mompelt hij.
Vlindernatasja